Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ook kwamen tot hem al zijn [25]broeders, en al zijn zusters, en allen, [26]die hem te voren gekend hadden, en [27]aten brood met hem in zijn huis, en [28]beklaagden hem, en vertroostten hem over al het [29]kwaad, dat de HEERE over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een [30]stuk gelds, een iegelijk ook een [31]gouden voorhoofdsiersel. 25. Dat is, bloedvrienden en die hem in maagschap bestonden. Zie Gen.24:27. 26. Dat is, zijn goede bekenden, met wie hij gemeenzaamlijk tot onderhouding van goede vriendschap verkeerd had. 27. Zie Gen.31:54. 28. Zie boven, hfdst.2 vs.11. 29. Versta, het kwaad der straf en kastijding. Zie Gen.19:19. 30. Zie Gen.33:19. 31. Anders, een gouden oorring. Zie Gen.24:22.